dinsdag 30 augustus 2011

Egidius

(een poëtika voor beginnende lezers)

Ik lees gedichten, dus ik zal wel elitair zijn. Immers: poëzie is moeilijk -ik geloof er niks van.

Volgens mij is poëzie een acquired taste: naarmate je meer poëzie leest, wordt het makkelijker om in een gedicht te komen. Ik zeg 'erinkomen', want het is niet per se begrijpen, kan ook aanvoelen zijn, of beide, of het spel met klank of van alles.
Iemand die nog nooit gedronken heeft, voelt wel meteen de werking van de alkohol, maar om alle subtiliteiten van wijn (of whiskey) te onderscheiden, moet je er wel meer dan af en toe 's een of twee op hebben. Ik zou mezelf allesbehalve een wijnkenner noemen, maar ik proef wel meer dingen in een wijn, dan ik twintig jaar terug deed (toen toch wel voornamelijk: zoet-fris, droog of niet, tannines en niet veel meer).

Zoals je soepele wijnen hebt, heb je soepele poëzie. Dat is geen waardeoordeel, je hebt goed leesbare gedichten die absoluut top zijn, en je hebt er ook waar je wat lastiger inkomt, maar die je dan alsnog belonen. En tegelijkertijd heb je van die ingezondenbrievenrubrieken in sommige huis-aan-huiskranten (vroeger bijvoorbeeld in de 'Het Op Zondag' in Leiden, weet niet of die rubriek zo nog bestaat) waar heel veel van de brieven op rijm zijn.
Poëzie? Nou nee, eerder klachten op rijm over hondepoep, felicitaties aan het vijftigjarig bruidspaar, de gestolen fiets van zoonlief (en of diegene die de fiets gestolen heeft maar even net wil doen alsof-tie de fiets 'gevonden' heeft maar 'm wel terug wil brengen) en natuurlijk liefdesverklaringen waarvan je je afvraagt hoe de bedoelde C. moet begrijpen dat het om haar gaat en welke P. haar hier aanspreekt.
Maar toch: sommige zijn prima te lezen en andere zijn niet om door te komen.

Net als met wijn eigenlijk: je hebt er waar (behalve misschien zoet, fris, droog) weinig smaak aan zit, dan heb je er waar je al wel dingen als fruitig, hint van noten, chocolade of vanille in kunt herkennen en vandaar oplopend naar de nuances waar je op z'n minst een kursus moet hebben gehad. Toch zegt dat niets over hoe soepel zo'n wijn is.
Soepel is (heb ik als niet-echt-wijnkenner het idee) min of meer hetzelfde als slobberbaarheid: is het een wijn waar je op een feestje lekker van kunt doordrinken? Ook als je normaal gesproken bier drinkt, maar het bier is op?
En in mijn ervaring heb je zowel heel goedkope als redelijk prijzige (ik neem aan ook ècht dure) slobberwijnen, en ook wijnen in al die prijsklassen die dat zeker niet zijn.

Wisława Szymborska schrijft heel toegankelijke gedichten, maar heeft daar wel de Nobel-prijs mee gewonnen, in ons land kan ik de beginnende poëzie-lezer bijvoorbeeld Toon Tellegen aanbevelen, K. Michel, Marjoleine de Vos of K. Schippers -om maar wat heel uiteenlopende, maar wel toegankelijke dichters te noemen. De bundel 'Koerikoeloem' van Tjitske Jansen kan volgens mij iedereen raken en is wat mij betreft een meesterwerk.

En buiten Nederland zijn er nog wel meer dichters naast Szymborska die ook de beginnende poëzielezer veel te bieden hebben, bijvoorbeeld William Carlos Williams of e.e. cummings. Lees dan wel een vertaling, zelfs als je de oorspronkelijke taal redelijk spreekt (dan is beide talen naast elkaar vaak het fijnst). Dat geldt ook voor oudere gedichten in het Nederlands, zoals 'Van Den Vos Reynaerde'; hoeveel mensen spreken er tegenwoordig nog vloeiend 13de-eeuws Vlaams?

Bij oudere poëzie gaat de tijd natuurlijk ook een rol spelen voor de wereld waarin het gedicht is ontstaan: hoe ouder het gedicht, hoe verder die wereld van je afstaat. Maar zelfs dan heb je het verschil tussen gedichten op instap-nivo en gedichten die al vol zitten met dubbele bodems. Ga dus niet meteen Hooft of Vondel lezen, maar het nog oudere 'Egidius' weet nog steeds te raken.

Waar het om gaat is dat je leert die dichters te vinden die jou aanspreken.

Is poëzie elitair? Misschien, maar dan is dat niet omdat poëzie moeilijk is, maar omdat de meeste mensen er nooit mee kennismaken.



Egidiuslied


Egidius, waer bestu bleven?
Mi lanct na di, gheselle mijn.
Du coors die doot, du liets mi tleven!

Dat was gheselscap goet ende fijn,
Het sceen teen moeste ghestorven sijn.
Nu bestu in den troon verheven,
Claerre dan der zonnen scijn:
Alle vruecht es di ghegheven.

Egidius, waer bestu bleven?
Mi lanct na di, gheselle mijn!
Du coors die doot, du liets mi tleven.

Nu bidt vor mi, ic moet noch sneven
Ende in de weerelt liden pijn.
Verware mijn stede di beneven:
Ic moet noch zinghen een liedekijn;
Nochtan moet emmer ghestorven sijn.

Egidius, waer bestu bleven?
Mi lanct na di, gheselle mijn!
Du coors die doot, du liets mi tleven.


(anoniem, 14de eeuw)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten